Sjaak Sluiters vertelt dat in Blitterswijk het Gemeenschapshuis de begroting niet rond kreeg. Aanleiding om samen met dorpsraad een werkgroep te starten, waarbij de eerste stap het opstellen van een dorpsaccomodatieplan is. Eerste uitkomst is dat er veel meer vierkante meters beschikbaar zijn aan accomodatie dan werkelijk nodig is.
Vraag van de dag: hoe houd je gemeenschapsaccomodatie in de lucht? Gemeenschapsaccomodatie is er voor de bevolking. Deze moet dus ook bepalen hoe deze wordt gebruikt en hoe deze moet worden ingericht. Daarna volgt de exploitatievraag is de stelling. In de discussie blijkt de praktijk: het gaat toch eigenlijk gewoon over geld!
Vanuit zaal wordt gesignaleerd dat besturen van accomodaties er door gebrek aan doorstroming noodgedwongen te lang blijven zitten en onvoldoende aansluiting hebben bij veranderende omgeving. Paul Bremmers onderschrijft dit en benoemt dit als een spanningsveld waar hij mee zit. Vanuit zijn perspectief begrijp ik dat, maar ook dit is ingegeven vanuit financiele overwegingen: de gemeente wil bezuinigingen op de accomodaties en loopt vast bij besturen die in spagaat zitten tussen gebruikers/verenigingen/dorp, regels en beperkingen én een gemeente die minder middelen beschikbaar stelt.
Thea Schrurs onderschrijft dit beeld: het bestuur facilliteert en de gemeenschap moet de activiteiten hier organiseren. In elk geval in Kelpen-Oler werkt dit goed, maar voor wat betreft de exploitatie geeft dit vaak wel spanning omdat gebruikers zo min mogelijk willen betalen en bestuur moet werken met regelgeving van de gemeente en teruglopende subsidie-inkomsten.
Uit de hierop volgende discussie blijkt dat de visie van de besturen van gemeenschapshuizen anders is dan die van de gemeente en ook anders dan die van veel gebruikers. En dit verschilt ook per dorp! Dit wordt trouwens nog ingewikkelder als de lokale (horeca-)ondernemers in vraagstuk worden betrokken.
Een reden te meer waarom de discussie volgens mij beter gevoerd kan worden vanuit de functie van het gemeenschapshuis. Piet ten Haaf denkt overigens dat het volledig door vrijwilligers gerunde gemeenschapshuis zijn langste tijd gehad heeft. Je moet naast een (para-) commerciele uitbater zorgen voor een goede toezichtconstructie om de lokale sociaal-culturele functie te borgen.
Gelukkig brengt Sjaak de discussie terug naar de functie. Er moet een plek zijn in de gemeenschap waar je elkaar kunt ontmoeten, waar plek is om initiatieven te laten ontstaan, waar je gemeenschapszin kunt ontwikkelen. Dit is de plek waar je iedereen ruimte wil bieden in dorp om samen iets te doen. Dit levert hem applaus op uit de zaal.